Hemel en hel op aarde


‘Hoe zit het met de hemel en de hel?’ vraagt een samoerai aan de zenmeester. ‘Is er in zen ook zoiets als een hemel en een hel?’ De zenmeester kijkt de samoerai geringschattend aan. ‘Tut, tut, tut… Het kleine soldaatje wil antwoorden op grote vragen maar hij is nog niet eens in staat zijn eigen zwaard goed vast te houden.’ De samoerai voelt zich diep beledigd, wordt woedend en trekt direct zijn zwaard. ‘Dat…’ zegt de zenmeester en wijst naar het zwaard, ‘… is de hel!’ De samoerai stopt, kijkt naar zijn zwaard, komt tot inkeer en steekt zijn zwaard terug in de schede. De zenmeester buigt en zegt: ‘En dat… Dat is de hemel.’

In zen wordt niet vaak gesproken over een hemel en een hel. Althans, niet in de zin van een wereld of een leven na de dood. Wel in de zin van het leven op deze aarde. Hoe kun je hier hemel en hel vorm geven?

Waarom wordt de boosheid in dit verhaal de hel genoemd? Omdat het een blinde woede is, de samoerai lijkt er geen controle over te hebben. Sterker nog, de woede heeft hem in zijn greep. Dit soort blindheid wordt ten strengste afgekeurd binnen zen. Zorg altijd dat er ruimte overblijft in dat wat je doet, zorg dat je er bij blijft. Of het nu over boosheid, woede of over iets anders gaat. Kun je erbij blijven? Dat is de vraag.

Volledig opgaan in het hier en nu wordt vaak gezegd binnen zen en aanverwante stromingen, maar dat is niet hetzelfde als blind opgaan in. Het heeft te maken met bewustzijn, een nogal lastige term. Soms wordt gesproken over een bewustzijn met een 50 / 50 verdeling: 50 % van je aandacht blijft bij jezelf, 50% van de aandacht bij de omgeving en dat wat je doet. Soms wordt ook wel gesproken over een 360 graden bewustzijn: een volledig bewust zijn van je omgeving, waarbij echter altijd wordt gezegd: Hou 5 procent bij jezelf.

Hoe de verdeling ook is, de kern blijft dat wat je doet niet blind mag zijn. Vooral ook omdat het zo snel tot een kettingreactie leidt, zeker in het geval van boosheid en woede. Schreeuw als je boos bent in plaats van ‘Eikel’, ‘Pannenkoek!’. De ander weet heus wel dat je boos bent, maar hoort ook dat je bewust een scheldwoord vermijdt. Er is over nagedacht, er zit wat controle op. De kans op een keten van boosheid en woede wordt zo al direct een stuk kleiner.

Dit alles betekent niet dat je niet boos mag worden, dat mag best. Maar liever geen blinde woede. Goed boos zijn, goed ruzie maken… Dat is pas een kunst!

Soms wordt er in kloosters geoefend met thema’s als boosheid en woede. Monniken die lijdzaam scheldwoorden ondergaan, deze in zich opnemen en gewaar worden wat het met hun doet. Waar in het lichaam wordt het voelbaar? Kun je het door je heen laten gaan en laten afvloeien? Bewustzijnsoefeningen, om vooral maar niet in blinde woede ter vervallen op het moment dat de monnik echt boos is.

– Marc Jikan Brookhuis