Blog van zen-leraar Willem Scheepers
Een belangrijk moment in spirituele training is dat je het verschil gaat zien tussen wie je dénkt te zijn en wie je bent. En: dat wie of wat je bent nogal ongrijpbaar blijkt te zijn.
Zo gauw je echt gaat zoeken en het wilt grijpen, ontglipt het je.
Meestal hebben we een tamelijk vastomlijnd idee van onszelf, maar feitelijk vinden we alleen deze flux van ervaringen en gebeurtenissen als we echt gaan kijken. En die is weer een onderdeel van de gigantische stroom die dit leven is, een oneindig gebeuren in tijd en ruimte waar we ons nauwelijks een voorstelling van kunnen maken.
In mijn gewone dagelijkse ervaring echter is er wel degelijk een zelf: dat zit hier en nu letters te tikken, drinkt koffie, hoort de muziek die uit mijn speakers komt, groet iemand die net langs mijn deur loopt……
Alleen: dit zelf verandert voortdurend, van moment tot moment. En ga ik écht zoeken naar een solide zelf, dan vind ik niks anders dan deze tikkende vingers, de muziek, de geluiden in en om me heen, gedachten over nu, toen en straks, herinneringen, mijn buik waarin zojuist een slok koffie zijn weg vindt….nou ja, de rest bespaar ik je, maar zo kun je eindeloos doorgaan.
Het is niet zo makkelijk om wat losser te worden van dit gevoel van ’ik-mij-mijn’.
Om er doorheen te kijken en te zien hoe mijn gefixeerde zelfbeeld de boel op slot gooit. Hoe het weliswaar vastigheid en veiligheid biedt, maar tegelijk ook mijn gevangenis is.
En hoe dit er altijd weer op uitdraait dat we onszelf denken te moeten verdedigen, verantwoorden of verontschuldigen. En dus ook de aanval zoeken regelmatig.
Voor Boeddha lag en ligt de wortel van ‘het’ probleem in dit gefixeerde zelf. En de vraag en inzet van onze spirituele training is: hoe kun je dat zelf wat vergeten en vrijer worden van je zelfbeeld; hoe kunnen we ons er vrij ín en mee bewegen, zonder dat het je tiranniseert.
In ieder geval niet door van het ’zelf’ een soort vijand te maken; in de trant van ‘hoe kom ik van mijn ego af’. Eerder door jezelf te gaan zien in al je schakeringen van licht en donker: mooi en lelijk, goed en kwaad…… Door dit ‘zelf’ te leren kennen, te begrijpen, er vertrouwd mee te raken, door en door.
Zó vertrouwd, dat we het juist daardoor meer en meer kunnen vergeten. Omdat dit zelf’ dan niet meer zo’n ‘big deal’ is. We schrikken niet meer zo van onze duistere of juist fel verlichte kanten. En daardoor raken we minder snel overstuur, beledigd of gekwetst.
Spirituele training kan hierin van onschatbare waarde zijn. In dat licht is Zenmeditatie veel meer dan alleen maar stil worden en tot rust komen. Dat stil worden is slechts voorwaarde om iets te gaan zien. Om in dat stille zitten, te durven kijken in alle hoeken en gaten, kelders en krochten van onszelf en al die stukken van onszelf te erkennen en te zien. En als je goed en/of lang genoeg kijkt, ga je het zelf meer en meer zien – en ook waarderen – als iets dat we zelf verbeelden en contrueren.
Dit doorzien van dat geconstrueerde zelfbeeld heet bevrijding. Het maakt je vrij om te doen wat er gedaan moet worden, om te zijn en te leven wat zich voordoet. Ook als het moeilijk, pijnlijk of angstig is, ook als het tegen zit of het je tegenstaat.
Mijn dagelijkse leven is een uitermate lastige toetssteen en altijd weer kom je daarin jezelf tegen. Wat meestal komt omdat ik ergens blijf vasthouden aan een idee omtrent mezelf: dit ben ik, kan ik, wil ik, of: juist allemaal niét; dit hoort niet bij mij of: juist wél…..en zo voort.
En als je jezelf tegenkomt en je ziet het, dan ga je weer aan de slag en pak je je beoefening weer op. Als je deze weg wilt gaan tenminste.
Juist in die lastige momenten is (zen)beoefening wezenlijk en behulpzaam.
Ik heb een enorm vertrouwen in zazen wat dat betreft.
Niet zozeer in mezelf, maar wel in zazen.
Omdat dit ‘zelf’ wat ik denk te zijn, daar altijd weer op zijn plek valt en wat smelt.
Op een plek die geen vaste grond blijkt te zijn, maar een voortdurende stroom van leven, waarin bevrijding eruit bestaat dat ik daarin durf mee te stromen.
Zazen is een uitgelezen plek om te zien hoe mijn verzet langzaam – vaak ongemerkt en buiten mezelf om – kan oplossen en hoe ik in een grotere en lichtere ruimte kom.
Hoe vaak heb ik al iemand na een avondje zazen horen vertellen, zo anders naar buiten te gaan dan dat hij of zij binnenkwam: de bomen lijken groener, het ijsje smaakt beter, gezichten om je heen die je daarvoor nauwelijks zag, lichten op…..
Het ’zelf’ is gelucht, zachtjes opgeschud; is vloeibaarder geworden, doorzichtiger en opener. De wereld, het leven, kan er weer doorheen waaien en stromen.
Kortom: je voelt dat je leeft en niet alleen maar óverleeft.